Zoekopdracht Menu

bochten maken: r1 altijd vermijden lees waarom

modeltrein layout verhuizen: tips uit de praktijk

INTERVIEW BJARNE LUND: VEEL RANGEREN EN ZELFBOUW SCENES

Donker Licht

Aan iedere modelspoorbaan komt een einde. Of het nu na een lang parade spoor is of een lokale spoorlijn. Bij de meeste hobbyisten moeten de trein op het einde laten keren om een ‘rondje’ te maken. Terug naar het begin. Hoe scherp deze bocht is, drukken we uit een ‘radius’. Hoe hoger, des te ruimer de bocht. Modelspoor Fabrikanten noemen R1 de kleinste radius. En die wil je vermijden.

Voor nagenoeg alle grote fabrikanten geldt dat bij R1 ongeveer 40 cm in totaal nodig is om te ‘keren’. Dat is een halve cirkel, gevormd door zes rails. Dan ben je van de voorkant naar de achterzijde van je baan. Kato is enige merkt dat ruimere radius heeft bij R1. Nu wijkt Kato wel op meer vlakken af, kijk maar eens naar de maatvoering van met name hun oudere modellen.

Omdat de gangbare merken vergelijkbaar zijn, nemen we Minitrix als uitgangspunt. Tegenover R1 staat R6 aan de andere zijde. Dan zijn de bochten heel ruim en zijn er 12 rails nodig voor een halve cirkel. Ook ben je dan ruim een meter verder. Het is niet alleen de ‘diepte’ die toeneemt, ook de lengte. Je hebt meer plek nodig om je trein te keren.

Een kleine radius is ontzettend praktisch, maar kent een aantal gevaren. Als je je daar van bewust bent, kun je op een slimme wijze op een kleine oppervlakte een bocht maken. De R1 radius ga je daarbij altijd vermijden. Dat leidt namelijk onvermijdelijk tot problemen.

  1. Meer wrijving en trekkracht

Over het algemeen geldt: hoe strakker de bocht, hoe groter de wrijving. Bij modelspoorbanen betekent wrijving ook dat er meer kracht nodig is en dat er meer krachten inwerken, ook op de wagons. Ook moet de locomotief voldoende trekkracht hebben om de (lange) trein er doorheen te slepen.

  1. Lange treinen vallen om

Naarmate de lengte van de trein toeneemt, neemt ook het gewicht van de trein toe. Stel je voor dat we een lange goederentrein hebben die door een krappe bocht moet. Dan neemt de locomotief alvast de bocht, met de eerste wagons. Tot nu toe gaat het goed. Totdat de locomotief halverwege is en het grootste deel op het rechte stuk. Het gewicht dat daar dan staat, trekt aan de voorkant van de trein. Resultaat, de wagons direct achter de locomotief vallen om.

  1. Treinen passen niet

Steeds vaker melden fabrikanten dat een modeltrein niet door een R1 radius heen kan. Zeker bij treinstellen kan dit het geval zijn. Daarom is de minimum radius absoluut R2. Bij de 123 N Scale layout gebruiken we deze ook. En we hebben nooit problemen.

  1. Geen combinaties maken

Maak geen combinaties van verschillende radiussen. Dat leidt gegarandeerd tot gedoe. De energie, hoe klein de locomotieven ook zijn, wordt in een geleidelijke bocht plots onderbroken door een andere radius. Dat kan leiden tot ontsporingen.

  1. Het ziet er echt niet uit

We geven toe, misschien niet het grootste probleem van de wereld, zeker niet als de rails in een tunnel liggen. In het zicht zijn R1 bochten absoluut onetisch. Sterker nog, dat geldt voor alle radiussen tot en met R4.

Afhankelijk van de zichtbaarheid van de bochten, is een R2 radius toe te passen. Belangrijk is veelvuldig en langere tijd testen. Met verschillende soorten treinen; getrokken, treinstellen en verschillende gewichten.

This article is also available in: English